Volksmuziek: Drager van een nationaal karakter?

Volksmuziek is levende geschiedenis van de mensen. Door het beluisteren ervan leert men over het alledaagse leven van een volk, over hun karakter en gevoelens, hun lijden en geluk. Volksmuziek kan ons inzicht geven in de tijdsgeest van een bepaalde periode en toont zowel het karakter van elk individu apart, als van het volk in zijn geheel. Dit is, in mijn woorden weergegeven, wat Gogol ooit geschreven heeft over volksmuziek. Ruim honderd jaar later is deze mening van Gogol nog altijd levendig; Gerald R. Seaman citeert hem als opening, als motto van zijn boek History of Russian Music. Vanuit dit oogpunt wil ik de Russische groep ‘de Vijf’ (of ‘Het Machtige Hoopje’, zoals zij ook genoemd worden) en hun muzikale activiteiten onderzoeken om daarbij de vraag te stellen of men werkelijk over het volk kan leren door middel van hun muziek.
Allereerst een korte schets van de Vijf. Zij waren actief in de jaren 60 van de negentiende eeuw. De oprichter van de groep was Balakirev, die met zijn dominante persoonlijkheid vier gelijkgezinde muzikanten om zich heen verzamelde, te weten: Cui, Moessorgski, Rimsky-Korsakov en Borodin. Zij waren aanvankelijk werkzaam in andere beroepen en waren weinig muzikaal onderbouwd. De Vijf stond voor Russisch nationalisme, “the proposition that the native music of the people, both folk and religious, was a worthy basis for an intellectual art music” (R. A. Leonard 74). Daarmee gepaard ging dat zij de strikte muzikale regels uit het Westen negeerde. Ze namen vrijheid en gooide vormconventies overboord. De Vijf wilde elk aspect van muziek tot zijn recht laten komen, van harmonie tot polyfonie. Wat stijl betreft lieten zij het claccicisme acher zich en sloten zij zich volledig aan bij de nieuwe, romantische muziek.
Het politieke klimaat in Rusland ten tijde van de Vijf was merkwaardig. In de oude strijd tussen de Slavofielen en zij die meer op het Westen georiënteerd waren zag men de Slavovielen altijd als de conservatieven en de Westerlingen als liberale wereldburgers. De zaken lagen juist andersom ten tijde van de Vijf. Zij werden met hun nationalistische houding gezien als progressief, terwijl de kosmopolitische Westerlingen als conservatief werden beschouwd. Ook de critici sloten zich bij deze omwenteling aan. Dit voorbeeld zegt veel over de levenshouding van de gemiddelde Rus in de jaren 60 van de negentiende eeuw. Nationalisme was niet iets ouderwets maar een bijdetijdse tendens die uitgedragen mocht worden. Onder deze omstandigheden creëerde de Vijf een Russisch, nationaal karakter in hun muziek.
Echter, men moet zich wel bewust zijn van het feit dat verschillende groepen verschillende nationale karakters tot stand brachten. De literatuur vormde een geheel andere versie dan de muziek deed. Het beeld van de “Russische ziel” waar de Vijf mee naar buiten traden, zo schrijft Marina Frolova-Walker, was een door de intellectuelen geïdealiseerd beeld van het volk, en ze baseerden zich bij voorkeur op boeren in plaats van stadse arbeiders. En “for lack of inspiration in contemporary reality, it was firmly rooted in an epic past” (9). Hieruit valt te concluderen dat het nationale beeld dat de Vijf de wereld in hielp bij lange na niet een een-op-eenrelatie vormt met de werkelijkheid van die tijd. Het is een geconstrueerde identiteit en bij het ontwerpen daarvan was de groep zeer selectief in het sorteren van het voor hen gewenste materiaal. Zo zou ik willen veronderstellen dat het nationale karakter dat de Vijf liet zien een fictief karakter is en men zodoende Gogol’s visie, waarmee ik dit stuk begon, met de benodigde voorzichtigheid moet hanteren.

Bibliografie

Frolova-Walker, Marina. Russian Music and Nationalism. From Glinka to Stalin. London: Yale University Press, 2007.

Leonard, Richard Anthony. A History of Russian Music. London: Jarrolds Publishers, 1956.

Seaman, Gerald R. History of Russian Music. Oxford: Basil Blackwell, 1967.

Plaats een reactie