Peter’s Russische Baard

Er is een Russisch spreekwoord dat zegt: ‘Je baard afscheren, is het beeld van God vernietigen’ . Dit komt voort uit het feit dat tot op de dag van vandaag door mannen van de Russisch-Orthodoxe kerk een baard wordt gedragen. Deze baard is heilig. Eind 17e eeuw was werd deze heiligheid doorbroken. Toen Tsaar Peter de Grote aan de macht kwam in Rusland, vond hij dat het land toe was aan modernisering. Zijn ervaringen van het reizen door Europa hadden heb op het idee gebracht om Rusland meer aan te passen aan de westerse cultuur. Een van zijn belangrijkste punten  was dat het uiterlijk van de Rus moest worden veranderen. Niet alleen de kleding maar zelfs  de haargroei moest naar westerse standaard worden aangepast. En zo ook de baard.

De Russische cultuur heeft een ortodox karakter. En binnen deze ortodoxe cultuur is de baard het symbool van het geloof en zelf-respect als decoratie gegeven door God. Het was dan ook zo dat alle heiligen een baard droegen en zelfs weigerden mannen zonder baard te zegenen omdat deze mannen toch niet in het hemelse rijk konden komen. In de 17e eeuw kwam er verandering in dit eentonige wereldbeeld van de man met de baard. Er kwamen steeds meer kooplieden en militairen uit west-europa  die lieten zien dat een glad gezicht, zonder baard, in het westen in de mode was. Tsaar Peter de Grote die in 1672 aan de macht kwam, had zelf veel gereist door West-Europa en was gecharmeerd van de westerse cultuur. Hij wilde zijn Rusland verwesteren en daarom verplichtte hij eind 17e eeuw  alle mannen om hun baard af te scheren. Om het goede voorbeeld te geven  scheerde hij eigenhandig de baarden af van alle mannen die werkten binnen zijn hof.  De mannen die onder  Peter werkten kregen de bevoegdheid om ieder persoon die ze tegen kwamen met baard, op dat moment een scheerbeurt te geven. Het ging nog verder. Uit het reisdagboek van de Poolse Mikhall Zagoskin blijkt dat hoewel de Russen de Tsaar verafschuwde voor het invoeren van deze belasting, ze te bang waren om zich te verzetten. Er was namelijk een kans dat als je je baard liet staan deze op een verschrikkelijke pijnlijke manier zou worden uitgetrokken. De enige klasse die was uitgesloten van deverplichting tot afscheren was de laagste werkersklasse. Dit omdat Peter niet wilde dat er onrust ontstond binnen deze werkersklasse.

Als voorzetting van zijn anti-baard campagne voerde Peter de Grote in 1705  een nieuw soort belasting in: de baardbelasting.  Dit was een jaarlijkse belasting die geheven werd op het dragen van baarden.  Peter was van mening dat als mannen moeilijk deden over het afscheren van hun baard, zij dan maar jaarlijks belasting moesten gaan betalen over deze gezichtsversiering. Het bedrag wisselde. De meest welvarende kooplieden moesten soms 900 roebels betalen, maar de lagere klasse veel minder. Wanneer mannen de belasting hadden betaald kregen zij een munt als bewijs. Deze munt moesten zij ten alle tijden bij zich dragen aan een ketting om de nek. Op de munt stond een plaatje van een baatrd en de tekst: ‘Baardbelasting betaald. De baard is een nutteloze overlast’.

De Oud-Gelovigen droegen deze medaillion met trots, omdat zij wilde laten zien dat ze het geld hadden en op die manier konden tonen hoeveel het geloof voor hen betekende.

Uiteindelijk verdween de baardbelasting, doordat steeds minder mensen zich er aan hielden. De baard is nog steeds erg populair in Rusland, vooral bij de geestelijken.

Bronnen:

den Besten, Leen, De Baard: een zaak van geloof of mode (http://www.protestantsegemeentezevenaar.nl/data_pdf/publicaties/Baard_20090220.pdf)

Borrero, Mauricio, Russia: A Reference Guide from the Renaissance to the Present, Library of Congress Cataloging-in-Publication Data, p. 83

Peterkin, Allen, One Thousand Beards: A Cultural History of Facial Hair, Arsenal Pulp Press, 2001, p. 33

Regan, Chris, Mass Historia: 365 Days of Historical Facts and (Mostly) Fictions, Andrews McMeel Publishing, 2008, p. 175

Zagoskin, Mikhall Nikolaevich, The Young Muscovite,or The Poles in Russia, Vol. 1, London: Cochrane and M’Crone, 1834, p. 293/294

Plaats een reactie